Vist BBAT

Maandblad voor de aquarium-, terrarium- en vijverliefhebber
Visit BBAT
(Ga terug met de knop "Vorige")
Publicatie
Jaargang 52/02:50
Onderwerp Terrarium- Slangen en Teken
Men vraagt ons wat ...
Geachte A.W.-redactie,
Ik heb me onlangs een jonge tijgerpython aangeschaft (zowat een halve meter lang). Bij aankomst thuis heb ik het dier dat nogal bijterig was zorgvuldig bekeken. Hier en daar zat er onder de schubben een klein rond donkerbruin bobbeltje. Met een pincet heb ik geprobeerd ze weg te krijgen en toen bleek dat het ronde schijfjes waren die met een puntje onder de schub vastzaten. In één van mijn terrariumboeken las ik dat dit mijten waren en dat ze konden verwijderd worden door er een druppel terpentijn op te laten vallen en ze dan met een pincet weg te halen. Ik heb me daar met mijn broer een dik half uur mee bezig gehouden en zo een klein dozijn van die beestjes verwijderd.
Nu had ik van U graag geweten of die beestjes geen kwaad kunnen voor de mensen en welke schade ze kunnen uitrichten bij slangen. Het is zo dat de slang helemaal niet gediend was met de uitgevoerde behandeling. Ze blies, spoot urine en heeft zowel mijn broer als mijzelf een paar keer flink gebeten. Ik ben er dus niet op gebrand om die "operatie" nog eens een keer te herhalen. Of is er misschien een ander systeem om die beestjes kwijt te geraken?
W.O. - Antwerpen
De slang die u zich heeft aangeschaft was duidelijk van wildvang afkomstig. Een dergelijke besmetting met teken (want het is deze vorm van parasitaire mijten die u bij uw pleegdier aantrof) komt men bij nagekweekte exemplaren hoogst zelden tegen. De densiteit bij zulk een tekeninfectie is ook groter dan we in de vrije natuur tegenkomen. Daar zit de opslag van de gevangen dieren in Azië voor iets tussen. In normale vrije toestand dragen deze dieren soms enkele mijten of teken met zich mee. Het is immers zaak voor de parasiet om van zijn gastheer te profiteren. Het laatste wat die teken willen is hun gastheer te doden. Ze zijn dan immers ook veroordeeld want ze moeten dan binnen een redelijke tijd  een andere slang vinden om zich te voeden. Dat kan, bij sommige soorten, toch nog een half jaar duren. De gelegen­heid om dat te doen hebben ze echter zat in de opslagkooien in hun land van herkomst. Het soort teken dat op reptielen huist kan, per echtpaar, voor 10000 nakomelingen zorgen. Dat proces vindt dan ook vaak plaats, zonder dat de verzorgers dit in de gaten hebben. Dat grote aantal nakomelingen is van het grootste belang omdat het wijst op een kleinere overlevingskans per individu. Met andere woorden, de kans om een nieuwe gastheer te vinden is bijzonder gering. Dit fenomeen verklaart waarom een partij wildvangslangen die hier arriveert, soms zo overdreven vol zit met mijten.

Amblyomma cf. marmoreum KOCH, 1844 kiest slangen en schildpadden als gastheer. Dit is een niet volgezogen exemplaar. Het schildje meet ongeveer 1,5 mm, maar eens volgezogen is de teek 3 tot 4 x zo groot.

Of het gevaarlijk is voor de slang zelf? Ik denk het wel. Ik heb nooit een slang echt daaraan zien ten ondergaan maar wel een hagedis, een skinkje. Die zat zo vol met hagedisbloedmijtjes (Ophionyssus mabuyae) dat er bij autopsie nauwelijks nog een druppel bloed in hun lichaam te vinden was. Ook deze teken voeden zich met bloed. Ik kan me dus best voorstellen dat die, op dat moment, sterk gestresseerde en ondervoede slangen, zich dus onrechtstreeks een aantal andere ziekten op de hals zullen halen. Het is namelijk zo dat een teek, bij het zich vasthechten op een slang een klein gaatje boort. Daarbij spuit hij een kleine hoeveelheid anti-stollingsstof in, teneinde zich ongehinderd te kunnen voeden. De slang reageert op het indringen op de normale manier: via het bloed worden witte bloedlichaampjes naar de wonde gestuurd die eventuele infecties, hierdoor veroorzaakt, in de kiem proberen te smoren. U kunt zich dan ook voorstellen dat een invasie met teken, in zo grote aantallen, het immuunsysteem van de slang gaat uitputten. Vooral omdat de witte bloedlichaampjes gewoon alert moeten blijven tegenover de indringers. Het is eigenlijk onverantwoord dat een dergelijke slang aan particulieren verkocht wordt zonder geheel behandeld te zijn. Voor al de boven opgenoemde redenen zou een handelaar die een dergelijke infectie vaststelt, zo snel mogelijk de dieren moeten isoleren en behandelen met een anti-mijten preparaat. Zoniet dan riskeert hij binnen de kortste keren zijn volledige reptielenbestand met een nagenoeg onuitroeibare tekeninfectie op te zadelen. 
Of ze een gevaar voor de mens betekenen is een andere kwestie. Aangezien ze bloed zuigen kunnen ze toch kiemen, waarvan de gastheer drager is en die bij de mens pathogene verschijnselen veroorzaken, overdragen. Dat is van andere mijten en teken bekend. Zo hebben we hier te lande de gewone teek (Ixodes ricinus) die twee belangrijke ziekten kan overbrengen: "Q-fever", een infectieziekte die veroorzaakt wordt door Coxiella burnetti, en onlangs werd hij ook in verband gebracht met "Lyme-disease", een soort verlamming die door de spirocheet Borellia burgdorferi wordt veroorzaakt. Ixodes ricinus wordt normaal niet zo vaak gesignaleerd op reptielen maar in Noord-Amerika hebben we I. pacificus die vaak op Sceloporus-soorten wordt aangetroffen. Daarvan wordt gemeld dat ze ook de malariaparasiet (Plasmodium mexicanum) kunnen overdragen. De tekensoort die we evenwel op uw slang aantroffen behoort tot de soort Amblyomma cf. marmoreum KOCH, 1844 (zie foto). De afkorting cf. tussen geslachts- en soortnaam staat voor confer en betekent dat we niet op de geijkte manier konden determineren. We hebben daarvoor namelijk een geslachtsrijp wijfje nodig want de soortbepaling gebeurt door vergelijking van de geslachtsorganen. We hebben in dit geval dus enkel gedetermineerd op basis van bestaande afbeeldingen of foto’s. Van de soorten van dit geslacht is het hoge nakomelingenaantal bekend. Bij mijn weten is over deze teek nog geen enkel rapport verschenen dat ze drager zou zijn van een op de mens overdraagbare infectie. Wat natuurlijk niet wil zeggen dat u de proef op de som moet nemen.  
Op uw vraag, of er een andere behandelingsmethode bestaat, kan ik bevestigend, doch met enig voorbehoud antwoorden. Een aantal ecto-parasitaire middelen zoals dichloorvos (Vapona, Mafu) en Metrifonaat (Neguvon, Masoten) hebben vooral als nadeel, dat de dosering moeilijk is en daardoor werden reeds talloze sterfgevallen gesignaleerd. Ook de verzwakte toestand van de dieren speelt hierin, een moeilijk in te schatten rol. Nu is er echter een doeltreffend middel voorhanden dat in de apotheek verkrijgbaar is. Het heet Frontline en is een spray, oorspronkelijk bedoeld voor de behandeling van uitwendige parasieten bij honden en katten. Een ander preparaat is Bio-kill. Een krachtige insecticidespray op basis van pyrethrine. Beide preparaten doden afdoende de teken op een vrij korte tijdspanne. Het enige nadeel van beide methodes is echter dat de teken wel sterven maar gewoon blijven zitten. Dat komt ook omdat hun rostrum (de zuigsnuit) zich na het binnendringen in de huid, openspert, en daarmee onwrikbaar vastzit. De mijten moeten daarna dus toch met het pincet verwijderd worden, maar dat gaat probleemloos. Controleer bij het verwijderen van mijten ook steeds de (enkele) lichaamsopeningen en huidplooitjes (de "bril" rond de ogen, de cloaca, de mondhoeken) bij uw slang. Vaak vinden we daar meerdere mijten samen.

Literatuur:
DE BATIST P. - 1996  - Mijten (Acari) en Herpetologie - Entomo-Info - 7/3:91-104.
DUNLAP K.D. & MATHIES T. - 1993 - Effects of Nymphal Ticks and Their Interaction with Malaria on the Physiology of Male Fence Lizards - Copeia - 4:1045-1048.
MUTSCHMANN W. - 1993 - Ektoparasitenbefall bei Reptilien - Der praktische Tierarzt - 10:890-902.