Buccinum undatum
Linnaeus, 1758

Buccinum undatum
Foto: Harry Voet

IDENTITEIT: orde: Neogastropoda; familie: Buccinidae.
EERSTBESCHRIJVING: in 1758, door Linnaeus, als Buccinum undatum, in Syst. Naturae. 10e ed.: 740.
SYNONIEM:
NEDERLANDSE NAAM: gewone wulk, kinkhoorn
MAXIMALE GROOTTE: schelp tot 10 cm hoog en 6,5 cm breed.
GESLACHTSONDERSCHEID: wulken zijn van gescheiden geslacht. Mannetjes bezitten een penis die in rust dubbelgevouwen in de mantelholte binnen de schelp ligt, niet te verwarren met de siphobuis (adembuis) en de proboscis (buisvormige mond). De schelp van een mannetje bezit een duidelijke inbochting van de mondrand van de schelp, wanneer men die zijdelings bekijkt.
HOUDBAARHEID: zeer goed, mits men over een gekoeld aquarium beschikt. Aquariuminrichting: stenen, bezet met mosselen en een stuk zandbodem. De mosselen zijn bedoeld als voedsel.
DIERENRIJK
R e III 05
       
Milieu Aquarium Kweek
Zuurtegraad pH 8 - 8,3 7,8 - 8,4
Dichtheid 1,022 1,026
Temperatuur °C 2 - 18 10 - 18
VERSPREIDING: Atlantische kusten van het noordelijk halfrond. in Noord-Amerika van de Noordpool tot New Jersey. ln Europa tot de Noordzee en het Kanaal. Ook in de westelijke Oostzee.
Kaart voorkomen
BIOTOOP: zowel steen- als zandbodems. Graag ook op modderige bodems. Komt voor vanaf de laagwaterlijn; enkel jonge exemplaren vindt men at en toe in getijplassen.
GEDRAG: de dieren zitten ingegraven met hun adembuis boven de bodem uitstekend of kruipen rond, waarbij de adembuis zoekend vooruitgestoken wordt: ze "ruikt" er van ver een voedselbron mee. Ze kunnen mossels, oesters e.a. schelpdieren open houden door er de rand van hun schelp tussen te steken, zodat ze met hun slurfvormige mond (proboscis) kunnen in geraken. In de top daarvan zit een soort rasptong (radula) die het voedsel losschraapt.
VOEDSEL: allerlei dode dieren (aas), maar ook levende prooi: mossels, oesters, borstelwormen, Ze eten in het aquarium alle aangeboden dierlijk voedsel.
KWEEK: de eieren worden gelegd in de periode van oktober tot mei. Het zijn pakketten van soms wel 3000 eitjes. Vaak ontstaan er conglomeraten van legsels van verschillende vrouwtjes. Slechts zowat 1 op 100 eitjes komt uit, dit na 2 maanden, de overige worden geconsumeerd door de eerst uitgekomen slakjes.
BIJZONDERHEDEN: deze soort is zeer variabel, men onderscheidt wel zestien variëteiten.
Vóór onze kust komen voor:
   var. typica Verkrazen (bovenzijde van de windingen zwak gegolfd) welke zeer algemeen is;
   var. flexuosa Jelfreys (veel sterkere plooiing op de windingen)
   var. striata Pennant (helemaal geen lengteplooien of nauwelijks, terwijl de spiraalribbels duidelijker zijn). Lege eierkapsels kan men veel op strand aangespoeld vinden. De schelpen van deze slak worden veel door heremietkreeften benut.
Bewerkt door:
F. Van Goethem & H. Voet, september 1998
Laatst bijgewerkt op: 13-08-2014
   naar Aquariumwereld Delen - Mailen - Bewaren
AANGEBODEN DOOR
AQUARIUMWERELD
UW MAANDBLAD VOOR AQUARIUM- EN TERRARIUMKUNDE