Carcinus maenas
(Linnaeus, 1758)

Carcinus maenas
Foto: Harry Voet

IDENTITEIT: orde: Decapoda; familie: Portunidae.
EERSTBESCHRIJVING: ln 1758, door C. Linnaeus, als Cancer maenas, in Syst. Nat. 10e ed. : 627
SYNONIEM: Carcinus mediterraneus
NEDERLANDSE NAAM: Strandkrab
MAXIMALE GROOTTE: Lichaamsbreedte tot ± 8 cm
GESLACHTSONDERSCHEID: Mannetjes zijn groter dan vrouwtjes en hun achterlijf (onder het lichaam naar voor gebogen) telt slechts 5 segmenten, tegenover 7 bij het vrouwtje. Vrouwtjes kunnen eieren meedragen onder het achterlijf (echter nietverwarren met het krabbezakje (Sacculina carcini), een parasitaire kreeftachtige, die zich vaak onder het achterlijf nestelt en er als een eierpakket uitziet.
HOUDBAARHEID: Zeer goed houdbaar, zelfs in een niet gekoeld aquarium, gewoon bij kamertemperatuur. Kunnen ook in brak water worden gehouden (zoutgehalte tot 1/6 van het nomiale). Men begint best met een zeer klein exemplaar, zo kan men de verschillende verschalingen meemaken, welke zich snel opvolgen, gezien de snelle groei. Houdt men er meerdere, dan worden verschaalde (= zachte, weerloze) krabben vaak opgegeten doore niet verschaalde, tot er toch één overblijft. Inrichting best met stenen, om schuilplaatsen te bieden. Dekruiten: kan het water verlaten !
DIERENRIJK
O h XIV 64
       
Milieu Aquarium Kweek
Zuurtegraad pH 8 - 8,3 7,8 - 8,4
Dichtheid 1,004 - 1,025
Temperatuur °C 2 - 25
VERSPREIDING: Atlantische kusten van het noordelijk halfrond: Noord-Amerika, Oostzee, Noordzee. Kanaal, Middellandse Zee
Kaart voorkomen
BIOTOOP: Zowel zandige als rotsachtige kusten. ln de Oosterschelde van aan de hoogwaterlijn (onder stenen of wieren - meestal de kleine exemplaren) tot zowat 1 5 m diep (grote exemplaren). Meest in getijpoelen en net onder de laagwaterlijn, tussen wieren en blokken, maar ook op open zandbanken. Dringt riviermondingen binnen, zelfs tot in vervuild water (havens, lagunen). ln de Middellandse Zee vooral in brak water, maar daar ook als aparte soort (Carcinus mediterraneus) beschouwd.
GEDRAG: De activiteit van dit dier wordt bepaald door het ritme van eb en vloed, waarvoor ze een "inwendige klok" bezitten. Dit ritme blijft ook in het aquanum behouden. De grootste activiteit is 's nachts. Dan verlaten ze ook het water om voedsel te zoeken. Ze verplaatsen zich snel, steeds al lopend. In zuurstofarme poeltjes kunnen ze ook lucht in de kieuwkamers opnemen en benutten. Kwetsbaar en schuw in de periode na de verschaling. Bij vechtpartijen afgebroken ledematen groeien dan telkens een eind weer aan.
VOEDSEL: Niet gespecialiseerde carnivoor: eet alles wat hij te pakken krijgt, meestal ongewervelden en aas. Krijgt ook tweekleppige weekdieren open. Grote eter: waargenomen dat één krab zes grote kokkels opende en opat in 24 uur tijd.
KWEEK: Bij het duiken ziet men vaak koppeltjes: het mannetje draagt het kleinere vrouwtje onder het lichaam met zich mee, totdat ze verschaalt, om dan te paren. Hierbij liggen ze met de buikzijde tegen elkaar. Men vindt het hele jaar door vrouwtjes die eieren meevoeren onder het achterlijf, met een piek tijdens de zomer. De larven leven vrij zwevend tussen het plankton en ondergaan 6 vervellingen eer ze op een krab gaan lijken en op de bodem gaan leven.
BIJZONDERHEDEN: De dieren worden 3 tot 4 jaar oud. Waargenomen: 17 verschalingen in 3 jaar tijd. Hoe ouder, hoe minder snel ze verschalen, tot dit volledig ophoudt. De lege schaal wordt opgegeten en enige tijd na de verschaling. doch ze kan het ook missen: ik verzamelde de lege schalen, zonder nadeel voor de krab.
Bewerkt door:
Freddy van Goethem en Harry Voet, Maart 1995
Laatst bijgewerkt op: 23-06-2015
   naar Aquariumwereld Delen - Mailen - Bewaren
AANGEBODEN DOOR
AQUARIUMWERELD
UW MAANDBLAD VOOR AQUARIUM- EN TERRARIUMKUNDE