Ciona intestinalis
Linnaeus, 1767

Ciona intestinalis
Foto: Harry Voet

IDENTITEIT: orde: Enterogona; familie: Cionidae.
EERSTBESCHRIJVING: in 1767, door Linnaeus: ref. Fleming Phil. Zool. ll (1822):512
SYNONIEM:
NEDERLANDSE NAAM: doorzichtige zakpijp
MAXIMALE GROOTTE: meest zowat 12 cm, maar ook tot 15 cm hoog.
GESLACHTSONDERSCHEID: hermafrodiet.
HOUDBAARHEID: houdbaar, mits het aquarium gekoeld wordt. In de natuur bestand tegen enige verontreiniging. Verdraagt ook brak water. Niet losmaken van zijn substraat, maar op een stukje hiervan verzamelen. Niet bij grote krabben of kreeften onderbrengen, welke schade kunnen toebrengen door er over te lopen of van te eten. Onze ervaring is dat het overbrengen naar het aquarium met veel zorg moet gebeuren. De aanvankelijk dichte groepen zakpijpen dunden sterk uit, mogelijk door tekort aan voedsel in het water, tot er geen overbleef. Maanden later verschenen kleine zakpijpjes die groeiden en het wel goed deden. Schijnen plaatsen met stroming te verkiezen in het aquarium.
DIERENRIJK
Z a I 04
       
Milieu Aquarium Kweek
Zuurtegraad pH
Dichtheid 1,025
Temperatuur °C 8 - 8,3 7,8 - 8,4
VERSPREIDING: Cosmopoliet in de koude en warm gematigde gordel van zowel het noordelijk als zuidelijk halfrond. Ook in de Middellandse Zee en de westelijke Oostzee.
Kaart voorkomen
BIOTOOP: vastzittend op een of ander vast substraat: rotsen, meerpalen, oesterschelpen e.d., soms zelfs op zeewier. Komt voor vanaf de laagwaterlijn tot 500 m diep. Ook te vinden in estuaria met brak water, waarbij enige verontreiniging verdragen wordt. Zeer talrijk in de Grevelingen, al zijn hier grote schommelingen in op te merken. ln de Oosterschelde des te overvloediger naarmate men van de monding verwijderd is, maar nergens massaal zoals in de Grevelingen.
GEDRAG: kan zeer snel uitgroeien: tot 15 cm in enkele zomermaanden. Trekken zich sterk samen bij aanraking. Voeden zich door water en plankton op te zuigen langs de instroomopening (hoogst geplaatst), het plankton uit te zeven en het water te verwijderen langs de uitstroomopening.
VOEDSEL: fijne zwevende detritusdeeltjes en plankton.
KWEEK: de soort is hermafrodiet. De eieren en het sperma worden langs de uitstroomopening in het water uitgestoten, zodat de bevruchting uitwendig plaats vindt. Na 25 uur komt er een larve uit die zich - naargelang de temperatuur verschillend meestal reeds na 36 uren ergens op de bodem vastzet en de metamorfose tot zakpijp ondergaat. Zakpijpen hebben ook een groot regeneratievermogen: uit een stukje kan zelfs een nieuwe zakpijp groeien.
BIJZONDERHEDEN: zakpijpen worden ondergebracht in de stam der Chordatae, waartoe ook o.a. de vissen (en de aquariumhouder zelf) behoren omdat de larven, die wat op een kikkervisje lijken, een primitieve chorda of wervelkolom bezitten. Deze verdwijnt bij de metamorfose tot zakpijp, maar ook de overige inwendige lichaamsbouw is overeenkomstig met die van de primitiefste gewervelde dieren.
Bewerkt door:
F. Van Goethem &. H. Voet, januari 1999
Laatst bijgewerkt op: 13-08-2014
   naar Aquariumwereld Delen - Mailen - Bewaren
AANGEBODEN DOOR
AQUARIUMWERELD
UW MAANDBLAD VOOR AQUARIUM- EN TERRARIUMKUNDE