Linnaeus, 1753
Foto: Guido Lurquin
Foto: Guido Lurquin
| IDENTITEIT: orde: Arales; familie: Lemnaceae. | ||||||||||||||||||||||||||
| EERSTBESCHRIJVING: in 1753, door Linnaeus, als Lemna trisulca, in Species Plantarium 2: 970. | ||||||||||||||||||||||||||
| SYNONIEM: Lemna cruciata; L. intermedia; L. ramosa; Lenticula trisulca; Staurogeton trisulcus. | ||||||||||||||||||||||||||
| NEDERLANDSE NAAM: driepuntig kroos; puntkroos | ||||||||||||||||||||||||||
| MAXIMALE GROOTTE: de "bladschijfjes" zijn smal eivormig, vooraan getand, 3-15 mm lang en 1 - 5 mm breed. Ze zijn wat doorzichtig, lichtgroen of roodachtig. De basis ervan is versmald tot een 2 - 20 mm lange steel. Elke geleding draagt een tot 2,5 cm lange wortel. | ||||||||||||||||||||||||||
| Niet voor tropische aquaria | HOUDBAARHEID: minder geschikt voor tropische aquaria maar erg goed houdbaar in koudwateraquaria en vijvers. Wellicht de meest aanbevelenswaardige vertegenwoordiger van alle kroossoorten. Vermeerdert zich minder explosief dan de andere soorten en is gemakkelijk onder controle te houden. Wintergroen. | |||||||||||||||||||||||||
|
|
|||||||||||||||||||||||||
| VERSPREIDING: Wereldwijd in gematigde streken, niet in Zuid-Amerika. | ||||||||||||||||||||||||||
 |
 | |||||||||||||||||||||||||
| BIOTOOP: stilstaande waters met laag gehalte aan fosfaten | ||||||||||||||||||||||||||
| GEDRAG: vrij spitse, bladvormige geledingen zijn met elkaar verbonden en zweven in grote, wat op een "spons" gelijkende massa onder het wateroppervlak of liggen op de bodem. ln de natuur worden in de winter kortere, maar bredere geledingen gevormd. De planten zinken in de winter naar de bodem en groeien daar langzaam voort. | ||||||||||||||||||||||||||
| BELICHTING: bij sterke belichting worden ook hoge aquariumtemperaturen verdragen | ||||||||||||||||||||||||||
| Vegetatief | VERMEERDERING: vermeerdering gebeurt bijna uitsluitend vegetatief. De plantjes bloeien zelden en zetten nog sporadischer vrucht | |||||||||||||||||||||||||
| BIJZONDERHEDEN: de erg decoratieve, kruisgewijze samenhangende vertakkingen worden door vissen graag als schuiloord en afzetsubstraat gebruikt. |
