Amphiprion percula
(Lacépéde, 1802)

Amphiprion percula
Photo: Adrian Pingstone, via Wikimedia Commons, (edit by BBAT), (Public domain)

IDENTITEIT: orde: Perciformes; familie: Pomacentridae.
EERSTBESCHRIJVING: n 1802, door B. G. Lacépéde, als Lutjanus percula in Hist. Nat. Poissons lV:194.
SYNONIEM: Amphiprion tunicatus
NEDERLANDSE NAAM: Zwarte driebandenanemoonvis
MAXIMALE GROOTTE: De vrouwtjes worden, met hun ca. 8 cm, iets groter dan de mannetjes. welke (slechts) 6.5 cm worden.
GESLACHTSONDERSCHEID: Het grootste exemplaar in een groep is altijd een vrouwtje, het tweede grootste is dan een man. Bij de andere leden van een groep zijn de geslachtsorganen wel voorhanden, maar niet klaar voor gebruik.
HOUDBAARHEID: Een belangrijke vereiste voor het goed verzorgen van deze vissen is ongetwijfeld de noodzaak een grote zeeanemoon, liefst Heteractis magnifica, H. crispa of Stoichactis gigantea te bezitten. Ze leven er namelijk mee in symbiose. Bij gebrek aan de genoemde soorten, zullen ze wel andere anemonen aanvaarden, maar ze zullen niet tot voortplanting overgaan.
Ze zijn - in tegenstelling tot veel andere Amphipnon-soorten - meer onderhevig aan de gebruikelijke ziekten en stellen hogere eisen aan de waterkwaliteit.
DIERENRIJK
Z h XXXIV 69
       
Milieu Aquarium Kweek
Zuurtegraad pH 7,5 - 8,5 8,3
Dichtheid 1,020 - 1,029 1,023
Temperatuur °C 22 - 26 26
VERSPREIDING: Indische en Stille Oceaan: Groot Barrièrerif, noordelijk Nieuw Guinea, Solomon Eilanden en Nieuwe Hybriden
Kaart voorkomen
BIOTOOP: We treffen ze meestal in kleine schooltjes aan op koraalriffen en lagunes met koraalgroei, doch nooit zonder hun symbiose-anemoon.
GEDRAG: Volwassen dieren zijn bijzonder gehecht aan hun territorium en willen hun anemoon niet delen met soortgenoten, zelfs niet met andere vertegenwoordigers van het geslacht Amphiprion. Jonge dieren leven soms met meerdere tezamen in een grote anemoon. Bij het ouder worden vormen ze paren en worden dan vrij agressief tegenover hun vroegere gezelschap. Ze zijn goed te houden bij lagere dieren.
VOEDSEL: In de natuur voeden ze zich voornamelijk met plankton en soms met algen. In het aquarium nemen ze zowat alle gebruikelijke voedseldieren, zowel levend als uit de diepvries. Ook droogvoer wordt genomen. Grotere voedselbrokken brengen ze tussen de zich eraan hechtende tentakels van hun anemoon, om zo gemakkelijker stukken van het voer te kunnen lostrekken.
KWEEK: Wordt hen de gepaste anemoon als gezelschap geboden, dan bestaat er veel kans dat het tot eiafzetting komt. Na een grondig poetsen van de rots naast de anemoon worden de eitjes afgezet in de onmiddellijke nabijheid van de anemoon. Het afzetten duurt ruim 2 a 3 uur. Als de anemoon zich tijdens de afzetting verkleint, porren de vissen haar terug aan tot ze weer het normale volume krijgt. De eitjes zijn aanvankelijk grijs tot oranje, maar worden, naarmate ze ouder worden, ook donkerder. Na enkele dagen zijn de embryo's reeds goed zichtbaar. De jongen komen 's nachts uit, maar bij gebrek aan het gepaste voedsel, nl. zodplankton, sterven ze vlug af. In enkele aangepaste kweekstations (openbare aquaria en universiteiten) is men er reeds in geslaagd de jongen te laten opgroeien, maar voor de gewone liefhebber blijft het een bijzonder moeilijke klus. Uiteraard nemen ze later ook naupliën van Artemia. De opkweek stelt dan geen probleem meer.
BIJZONDERHEDEN: Amphiprion ocellaris gelijkt bijzonder goed op A. percula, maar heeft minder zwart tussen de witte dwarbanden. De in de handel aangeboden "percula's" zijn meestal A. ocellaris.
Bewerkt door:
Beni Lecompte, september 1992
Laatst bijgewerkt op: 05-06-2017
   naar Aquariumwereld Delen - Mailen - Bewaren
AANGEBODEN DOOR
AQUARIUMWERELD
UW MAANDBLAD VOOR AQUARIUM- EN TERRARIUMKUNDE