Myoxocephalus scorpius
(Linnaeus, 1758)

Myoxocephalus scorpius
Foto: Harry Voet

IDENTITEIT: orde: Scorpaeniformes; familie: Cottidae.
EERSTBESCHRIJVING: in 1758, door C. Linnaeus. als Cottus scorpius. in Systema Naturae 10 ed.;265.
SYNONIEM:
NEDERLANDSE NAAM: zeedonderpad.
MAXIMALE GROOTTE: 10 - 30 cm (volgens het geslacht).
GESLACHTSONDERSCHEID: mannetje kleiner dan vrouwt|e. In de paaitijd is de buik van het vrouwt|e oranje, die van het mannetje is geelachtng tot melkwit.
HOUDBAARHEID: goed houdbaar in een gekoeld aquarium voorzien van een stuk zandbodem, naast ook wat stenen. Wel in 't oog houden dat deze soort zeer vraatzuchtlg is, voor zover het om kreeftachtngen en vissen gaat en dat ze een grotere prooi aankunnen dan men meestal denkt. Vastzittende lagere dieren zijn veilig. Deze soort verdraagt ook brak water, zelfs met zeer gering zoutgehalte. Er rekening mee houden dat ze snel groeien.
DIERENRIJK
Z h XXXI 15
       
Milieu Aquarium Kweek
Zuurtegraad pH 8 - 8,3 7,8 - 8,4
Dichtheid ... - 1,026
Temperatuur °C 5 - 18 10 - 18
VERSPREIDING: Noordelijk deel van de Atlantische Oceaan: Amerikaanse kust tot Maine.
Europese kust tot de Golf van Biskaje, Groenland. IJsland, Baltische Zee tot in Finland, de Noordzee en het Kanaal.
Kaart voorkomen
BIOTOOP: Oosterschelde steeds beneden de laagwaterlijn. al vindt men wel jongen van +1- 3 cm in de getijplassen te Wemeldlnge. Ook veel te vinden in de Grevelingen. De soort dringt rivier mondingen binnen tot een zeer laag zoutgehalte. Dieptegrens zowat 60 m.
GEDRAG: weinig beweeglijke op de bodem liggende vis. Vertrouwt op zijn camouflage, om dan plots een te nabij komende krab, garnaal of vis op te schrokken. Helemaal niet schuw: laat zich met de hand aanraken, vertrouwend op zijn alweer: stekels op de kop, welke in de paaitijd ook nog flink giftig zijn.
VOEDSEL: krabben, garnalen, vissen. Went in het aquarium ook aan dood dierlijk voedsel, dat zelfs uit de hand aangenomen wordt.
KWEEK: paaitijd: december tot maart. De eieren (diameter +/- 2 mm) worden aan stenen of planten bevestigd. Ze zijn rose tot oranje van kleur. De larven leven wel twee jaar pelagisch alvorens zich op de bodem te vestigen.
BIJZONDERHEDEN: de kopstekels zijn bedekt met gifcellen welke enkel werkzaam zijn in de paaitijd en dan brandende kwetsuren kunnen veroorzaken (december tot oktober giftig). De vissers vrezen deze stekels al even erg als die van de pieterrnansoorten (Trachinus draco en T. vipera). De dieren maken een diep grommend geluid bij het uit het water nemen, waarbij het lichaam vibreert. Het wordt veroorzaakt door samentrekkingen van de kieuwdekselspieren.
Bewerkt door:
F. Van Goethem &. H. Voet, februari 1998
Laatst bijgewerkt op: 12-06-2014
   naar Aquariumwereld Delen - Mailen - Bewaren
AANGEBODEN DOOR
AQUARIUMWERELD
UW MAANDBLAD VOOR AQUARIUM- EN TERRARIUMKUNDE