Foto: Aimé Bijnens
IDENTITEIT: orde: Atherniformes; familie: Cyprinodontidae. | |||||||||||||||||||||||||||||
EERSTBESCHRIJVING: In 1911, door Boulenger, als Fundulus gardneri in Ann. Mag. Nat. Hist. (8).8 : 261 | |||||||||||||||||||||||||||||
SYNONIEM: Aphyosemion gardneri | |||||||||||||||||||||||||||||
NEDERLANDSE NAAM: | |||||||||||||||||||||||||||||
MAXIMALE GROOTTE: 6 cm tot 12 cm naargelang de stam | |||||||||||||||||||||||||||||
Men kan niet missen | GESLACHTSONDERSCHEID: Het mannetje is zeer mooi gekleurd, terwijl het wijfje amper enkele rode vlekjes op het vaalrose lichaam heeft. | ||||||||||||||||||||||||||||
Aquarium afdekken! | HOUDBAARHEID: ls een geschikte vis voor de beginnende killieliefhebber. Kan zelfs in een gezelschapsaquarium gehouden worden, indien de medebewoners rustige dieren zijn. Het zijn springers ! | ||||||||||||||||||||||||||||
|
| ||||||||||||||||||||||||||||
VERSPREIDING: Afrika. West-Kameroen en Nigeria | |||||||||||||||||||||||||||||
BIOTOOP: Wordt aangetroffen in West-Afrika in West-Kameroen en Nigeria, in het oerwoud en de savanne, waar hij langzaam stromende beekjes en poeltjes bewoont, die niet altijd droog vallen in het droge seizoen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Tegenover soortgenoten soms bijterig |
GEDRAG: Vreedzame vis welke we met soortgenoten kunnen houden. De mannetjes zullen weliswaar sterk pronken tegenover elkaar en meestal zal één mannetje overheersen. Kleinere vissen zijn niet veilig in hun territorium. | ||||||||||||||||||||||||||||
Stevig en levend | VOEDSEL: Het zijn zeer snelle groeiers, welke graag stevig voedsel nemen. Ze zijn verzot op watervlooien, doch eten alle levend voer. Fruitvliegen mogen zeker niet op het menu ontbreken. | ||||||||||||||||||||||||||||
Zeer eenvoudig | KWEEK: Het aquarium hoeft niet groot te zijn 30x20x20 cm
volstaat. Aangezien ze zowel plantenleggers als "tegen-de-bodem-alzetters" zijn kan men hen op twee manieren kweken. 1. Men beplant het bakje met fijnbladerige planten. De ouderdieren zullen in het fijne groen hun eitjes afzetten. Na 15 dagen verwijdert men de ouders. De jongen komen (naar gelang te temperatuur) na 15 tot 25 dagen uit. 2. Een naakt bakje met turfmolm als bodembedekking. De ouders zetten hun eitjes tegen de bodem af. Na 14 dagen haalt men de ouderdieren eruit en giet de inhoud van het bakje door een keukenzeef. Men knijpt de turf handvochtig uit (de eieren zijn hardschalig en worden niet beschadigd) en bewaart hem gedurende 6 weken in een plastiek zakje. Na die tijd opgieten met fris water (22°C). De jongen komen na enkele uren uit. Bij deze methode heeft men een grotere opbrengst. De jongen eten, zowel bij de eerste als bij de tweede methode onmiddellijk naupliën van Artemia salina. Het zijn goede groeiers. | ||||||||||||||||||||||||||||
BIJZONDERHEDEN: Meerdere stammen en ondersoorten van deze vis zijn gekend: gardneri van Port Harcourt - gardneri van Owo - Akure - gardneri van Eymojok, zijn wel de bekendste. Hun uiterlijk, qua kleur, verschilt zodanig dat men denkt met een andere soort tedoen te hebben. Deze vissen kunnen meerdere jaren oud worden in gevangenschap. |