Plesiopuntius bimaculatus
(Bleeker, 1864)

Plesiopuntius bimaculatus
Foto: Harry Voet

IDENTITEIT: orde: Cypriniformes; familie: Cyprinidae.
EERSTBESCHRIJVING: in 1864 door P. Bleeker als Gnathopogon bimaculatus in "Nat. Verhandl. Holl. Maatsch. Wet.", Haarlem 17.
SYNONIEM: Barbus bimaculatus, Puntius bimaculatus
NEDERLANDSE NAAM: Tweepunt barbeel
MAXIMALE GROOTTE: 7 cm.
GESLACHTSONDERSCHEID: mannetje met een rode lengteband over het lichaam, die bij het vrouwtje zwakker van kleur is. Vrouwtjes zijn ook iets groter en, indien kuitrijp, ook dikker.
HOUDBAARHEID: goed houdbare en sterke soort. Houdt van wat open bodemoppervlak tussen de planten. Stelt een wat groter aquarium en waterbeweging op prijs.
DIERENRIJK
Z h XVI 19
       
Milieu Aquarium kweek
Zuurtegraad pH 6 - 7,5   ± 6,5
Totale hardheid °DH ± 0 -23   ± 2
Temperatuur °C 21 -31 ± 25 ± 25
Geleidbaarheid µS 22 - 473    
VERSPREIDING: Sri Lanka.
Kaart voorkomen
BIOTOOP: zwak tot snelstromend water, doch in het noorden, in de droge tijd, ook in stilstaande restplassen van beken en rivieren. Soms ook in erg smalle beekjes. Zowel in het laagland als in de hogere delen van het eiland (theeplantage-gebied).
Planten: Cryptocoryne-soorten, Hydrilla verticilliata, Ceratophyllum demersum, Blyxa, Aponogeton rigidifolius, Lagenandra ovata.
Medebewoners sterk variërend volgens de vangplaats.
GEDRAG: schoolvormende vissen van de onderste waterlaag. Ze zoeken graag de bodem af. Goede zwemmers, wat ook blijkt uit hun lichaamsvorm, doch vaak hangen ze ook stil, in groepjes tezamen. Een waterwisseling kan aanleiding geven tot een paring in schoolverband, waarbij de mannetjes erg levendig jagen. Vreedzaam tegenover alle medebewoners.
VOEDSEL: alle klein dierlijk voer, evenals droogvoer.
KWEEK: kweekbak inrichten met afzetmat of rooster; afzetmateriaal: mos, turfvezel e.d.. Water zacht en zuur levert resultaat op, maar gezien de biotoopgegevens komen mogelijk ook andere waarden in aanmerking. Na het afzetten het paar uitvissen. Eieren uit na ± 24 uur. Zodra de jongen vrij zwemmen Artemia voeren. De rode kleur komt al op jonge leeftijd tevoorschijn.
BIJZONDERHEDEN: onbegrijpelijk eigenlijk, waarom deze kleurrijke, uiterst geschikte, aquariumvis nauwelijks bekend is. In de meeste handboeken komt hij niet voor, indien wel, zonder foto. De vis komt nochtans algemeen voor op Sri Lanka.
Bewerkt door:
Harry Voet, juni 1985
Laatst bijgewerkt op: 03-12-2023
   naar Aquariumwereld Delen - Mailen - Bewaren
AANGEBODEN DOOR
AQUARIUMWERELD
UW MAANDBLAD VOOR AQUARIUM- EN TERRARIUMKUNDE