Rohanella titteya
(Deraniyagala, 1929)

Rohanella titteya
Foto: Luc Coppens

IDENTITEIT: orde: Cypriniformes; familie: Cyprinidae.
EERSTBESCHRIJVING: in 1929 door P. E. P. Deraniyagala als Puntius titteya in "Spolia Zeylanica" 15 : 73 pl 21.
SYNONIEM: Capoeta titteya, Barbus titteya, Puntius titteya
NEDERLANDSE NAAM: cherry-barbeel; rode ridder; sherry barbeel; titteya.
MAXIMALE GROOTTE: 55 cm.
GESLACHTSONDERSCHEID: gemakkelijk te zien. Het vrouwtje is veel matter van kleur, zelfs naar het zilverachtige toe. Zij is ook robuuster van bouw. Bij kuitaanzet ook veel dikker van buik.
HOUDBAARHEID: ondanks zijn uiterlijk is het een sterk visje dat in een kleine school moet gehouden worden. Een donkere bodem is aan te raden. Een ruim aquarium met een dichte randbeplanting waarin schuilplaatsen voorzien zijn zal hen zeer bevallen. Hij houdt ook van een beetje zon in het aquarium.
DIERENRIJK
Z h XVII 21
       
Milieu Aquarium kweek
Zuurtegraad pH 6 - 7 6 - 7 6,5
Totale hardheid °DH 2 - 3 10 - 12 6 - 8
Temperatuur °C 24 - 30 23 - 24 26
Geleidbaarheid µS      
VERSPREIDING: Sri Lanka.
Kaart voorkomen
BIOTOOP: zoetwater van het laagland. Nooit in brakwater. Ondiepe stilstaande of langzaam stromende waters. Weelderige Cryptocoryne-groei. Leemachtige bodem. Vrij algemeen over het hele eiland.
GEDRAG: voor een Barbus is het een tamelijk rustige vis, helemaal niet bijterig, alhoewel de mannen flink tegen elkaar kunnen pronken. Ideale vis om met andere rustige barbelen en bijvoorbeeld Rasbora-soorten in het gezelschap te houden.
VOEDSEL: liefst, zoals in zijn biotoop, op het water drijvende insecten. Neemt ook graag watervlooien en droogvoer. Neemt niet graag voedsel van de bodem op.
KWEEK: morgenzon in de kweekbak. Kweekbak 40x20x20 cm. Randbeplanting met fijnbladerige planten, eventueel aqua-varen. Leidingwater niet te hard. In de namiddag willekeurig koppel inbrengen. 's Anderendaags, in de vroege morgen, begint de balts. Deze kan lang duren. Als de afzetting tussen de planten begint, worden er per paring maar 1 of 2 eitjes afgezet. Ze zijn weinig klevend en vallen meestal op de bodem. De paring kan soms 2 tot 3 dagen duren. Na die tijd de ouderdieren uitvangen. Als men 50 à 60 jongen heeft mag men van een geslaagde kweek spreken. Incubatieperiode 24 uren. De larfjes hebben een kleine dooierzak. Na 2 dagen begint men te voeren met infuus, dan zwemmen de jongen reeds maar zijn moeilijk te vinden. Niet te vlug denken dat de kweek mislukt is. Na één week voeren met nauplii van Artemia, dan pas komen de jongen te voorschijn. Opfok zonder moeilijkheden, de kleintjes groeien zeer vlug. Na 6 maanden reeds geslachtsrijp.
BIJZONDERHEDEN: dit visje zich zeer goed voor een kweekje in open lucht. Een klein ondiep vijvertje, waar wat plantengroei in aanwezig is, is voldoende. In een warme zomer, eind juni, plaatsen we een koppel in de vijver. Begin september kan men dan zeker vele jongen uitscheppen.
Bewerkt door:
René Wouters, mei 1982
Laatst bijgewerkt op: 03-12-2023
   naar Aquariumwereld Delen - Mailen - Bewaren
AANGEBODEN DOOR
AQUARIUMWERELD
UW MAANDBLAD VOOR AQUARIUM- EN TERRARIUMKUNDE