Corydoras elegans
Steindachner, 1877

[Foto Corydoras elegans]
Foto: Arend van den Nieuwenhuizen

IDENTITEIT: orde: Siluriformes; familie: Callichthyidae.
EERSTBESCHRIJVING: in 1877 door F. Steindachner als Corydoras elegans in "Sitzungsber. Akad. Wissensch.", Wien 74:140.
SYNONIEM: Gastrodermus elegans; Corydoras pestai Holly, 1940.
NEDERLANDSE NAAM:
MAXIMALE GROOTTE: 5 cm.
GESLACHTSONDERSCHEID: te onderscheiden aan de aarsvin waar bij de mannetjes de eerste aarsvin de langste is en naar achter toe in lengte afneemt, terwijl deze bij de vrouwtjes van kort naar lang en terug naar korter evolueert.
HOUDBAARHEID: stelt niet veel meer problemen dan meer frequent gehouden Corydoras- soorten. Het is eveneens een echte scholenvis. Een groepje van 6 dieren is echt een minimum.
DIERENRIJK
Z h XVII 31
       
Milieu Aquarium kweek
Zuurtegraad pH 7 6,5 - 7 6,5 - 7
Totale hardheid °DH   2 - 5 2 - 5
Temperatuur °C   24 - 26 24 - 26
Geleidbaarheid µS      
VERSPREIDING: Brazilië: Cudajas en Teffé.
[Kaart voorkomen
BIOTOOP: wordt aangetroffen in langzaam stromende kreken met helder en neutraal water.
GEDRAG: een bodembewoner die toch wel iets vaker dan de meeste Corydorassen zich zal ophouden in het open water. We moeten er zorg voor dragen dat de bodem bestaat uit zacht fijn zand dit om het overdadig afslijten en afsnijden der baarddraden te vermijden.
VOEDSEL: het zijn eters van allerlei wormen en insecten welke op de bodem terecht komen. Ze durven ook wel eens snuffelen tussen resten van afstervende planten en eventueel in het aquarium liggende afgestorven dieren, doch dit mag zeker geen aanleiding geven tot het besluit dat we ons wat de voeding betreft geen zorgen hoeven te maken.
KWEEK: ervaring beperkt tot eiafzetting (eenmalig). De eitjes beschimmelden allemaal. Deze pantsermeerval is minder eenvoudig op kweek te brengen dan soortgenoten. Waterverversing en vooral goede voeding is belangrijk. De ouders zullen zich vooraf, veel meer dan we van Corydorassen gewend zijn, bezig houden met het reinigen van de ruiten. De eiafzetting gebeurt uitsluitend in de bovenste waterlagen (ca. 5 à 10 cm). De eitjes worden in grotere plaketten afgelegd dan bij andere soorten: tot 20 eitjes. De eitjes zijn amper 1 mm groot, hetgeen ook uitzonderlijk is. 250 tot 300 eitjes komen blijkbaar vaak voor.
BIJZONDERHEDEN: volgens de literatuur zou deze vis slechts in enkele exemplaren zijn ingevoerd in 1938. Twijfels hieromtrent durven we te uiten aangezien we ze, weliswaar sporadisch, aantreffen in de handel. Zoals het echter met veel dieren uit dit geslacht het geval is, moet men echter uitermate voorzichtig zijn voor naamsverwarring.
Bewerkt door:
Aimé Bijnens, mei 1982
Laatst bijgewerkt op: 07-07-2010
   naar Aquariumwereld Delen - Mailen - Bewaren
AANGEBODEN DOOR
AQUARIUMWERELD
UW MAANDBLAD VOOR AQUARIUM- EN TERRARIUMKUNDE