Foto: Aimé Bijnens
IDENTITEIT: orde: Siluriformes; familie: Callichthyidae. | |||||||||||||||||||||||||||||
EERSTBESCHRIJVING: in 1871 door E. D. Cope als Corydoras trilineatus in "Ac. Nat. Sc.", 281. | |||||||||||||||||||||||||||||
SYNONIEM: Corydoras episcopi Eigenmann & Allen, 1942; Corydoras budius Nijssen & Isbrucker, 1967. | |||||||||||||||||||||||||||||
NEDERLANDSE NAAM: luipaardcorydoras. | |||||||||||||||||||||||||||||
MAXIMALE GROOTTE: 6 cm. | |||||||||||||||||||||||||||||
Algemeen geslachtsonderscheid dat geldt voor alle Corydoras. | GESLACHTSONDERSCHEID: duidelijk vast te stellen aan de buikvin. Bij de mannetjes is de eerste vinstraal van de buikvin ca. 2 x zo lang als de laatste; bij de vrouwtjes is de middelste buikvinstraal het langst. In de regel blijven mannetjes iets kleiner en slanker. | ||||||||||||||||||||||||||||
HOUDBAARHEID: gemakkelijke aquariumvissen die weinig eisen stellen. Jonge dieren zijn gevoelig voor waterverversing, terwijl oudere (volwassen) dieren dit juist op prijs stellen. | |||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||
VERSPREIDING: Rio Ambyiacu (Peru) en Rio Jerua (Brazilië). | |||||||||||||||||||||||||||||
BIOTOOP: geen specifieke gegevens. | |||||||||||||||||||||||||||||
GEDRAG: net als alle Corydoras-soorten houden deze vissen zich voornamelijk op bij of op de bodem. Het zijn scholenvissen, die we daarom steeds in een groepje van een 6-tal dieren houden. Ze behoren ongetwijfeld tot de meest vredelievende dieren die we in het aquarium aantreffen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Zorgen voor levend voer op de bodem. | VOEDSEL: het zijn alleseters met een voorkeur voor alle levend voer, zoals muggenlarven. Ze verrichten zeer nuttig werk in het aquarium door in de bodem gekropen wormpjes op te graven en te verorberen. Men mag ze niet aanzien als opruimers van afgestorven materiaal. | ||||||||||||||||||||||||||||
Aquarium met groot oppervlak en lage waterstand. Het paringsspel van deze vissen in een enig schouwspel. |
KWEEK: laten zich niet gemakkelijk op kweek zetten. Wanneer we pogingen willen
ondernemen, dan kunnen we op 2 manieren te werk gaan. a) We laten de vissen rustig in het gezelschapsaquarium hun gang gaan. Wanneer we het geluk hebben dat ze hun eitjes afzetten op een ruit, dan kunnen we ze meestal gemakkelijk recupereren door ze met een scheermesje los te maken en af te zuigen met een luchtdarmpje. b) We kunnen een stel, dat altijd uit minstens 2 mannen en 1 vrouwtje bestaat, in een kweekbakje overbrengen. Voeren van Daphnia en zwarte muggenlarven wekt paaineigingen in de hand. Eens de eitjes afgezet (gebeurt in plakjes van 5 à 7 eitjes), zo'n 200-tal in totaal, vangen we de ouders weg. We verlagen de waterstand en zorgen voor regelmatige waterverversing (zéér voorzichtig) en een goede filtering. Na 6 dagen komen de jongen uit, die daags nadien gevoed kunnen worden met Artemia-naupliën. Indien de afgezonderde ouderdieren na 2 dagen niet hebben afgezet kan de poging als mislukt aanzien worden. |
||||||||||||||||||||||||||||
BIJZONDERHEDEN: deze vis zal in liefhebberskringen nog bekend zijn als C. julii. Volgens Dr. Nijssen zou er een verwarring zijn. De echte C. julii wordt niet ingevoerd. De onder deze naam aangeboden vissen zijn de hier beschreven C. trilineatus. |