|
IDENTITEIT: orde: Cypriniformes; familie: Cyprinidae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: in 1931 door H. M. Smith als Labeo bicolor in "Proceedings U.S.
Natural Museum", 79(7):9. |
|
SYNONIEM: Labeo bicolor. |
|
NEDERLANDSE NAAM: bicolor; roodstaartlabeo; vuurstaart; vuurstaartlabeo. |
|
MAXIMALE GROOTTE: tot 12 cm. |
|
GESLACHTSONDERSCHEID: niet te onderscheiden. |
Eisen ruimte en schuilplaatsen. |
HOUDBAARHEID: lang en breed aquarium. Matige belichting. Donkere bodem met flinke
beplanting (crypto's). Kienhout- en steenformaties met veel schuilplaatsen. Toevoeging van turf
aan het water werkt gunstig. Deze zeer sterke vissen kunnen jarenlang in het aquarium worden
gehouden. |
|
|
Milieu |
Aquarium |
kweek |
Zuurtegraad pH |
|
|
|
Totale hardheid °DH |
|
|
|
Temperatuur °C |
|
24 - 27 |
26 - 28 |
Geleidbaarheid µS |
|
|
|
|
|
VERSPREIDING: Azië: Thailand. |
|
|
|
BIOTOOP: in stromende beekjes. |
Solitair. |
GEDRAG: vooral de oudere dieren zijn onverdraagzaam tegenover elkaar. De sterkste
domineert de zwakkere soortgenoten en verdrijft hen tot in de hoeken, waar ze meestal
wegkwijnen. Meerdere vissen samen in een groot aquarium vormen een rangorde.
Ondergeschikten gaan de baas uit de weg. Andere vissen worden af en toe nagezeten. De
vissen rusten meestal op borst- en buikvinnen op stenen of kienhout. |
Algeneter. |
VOEDSEL: lusten alles, maar plantenkost is onontbeerlijk. Eten vanaf de bodem. Grazen algen
van planten en ruiten. Af en toe een gekookt slablaadje is welkom. |
Zelden nagekweekt.
|
KWEEK: alleen toevalskweken bekend. Na imponerend liefdesspel van de man worden
glasheldere eitjes afgelegd in grotjes van opeengestapelde stenen of na het wegwoelen van
het zand op de glasbodem. Eitjes komen uit na 48 uren. Jongen zijn zilvergrijs en tot ongeveer 2
cm. Dan komen donkere kleuren op het lichaam, later op de vinnen. |
|
BIJZONDERHEDEN: |