Gymnocorymbus ternetzi
(Boulenger, 1895)

[Foto Gymnocorymbus ternetzi]
Foto: Luc Coppens

IDENTITEIT: orde: Cypriniformes; familie: Characidae.
EERSTBESCHRIJVING: in 1895 door G. R. Boulenger als Tetragonopterus ternetzi in "Transaction of the Zoological Society London", 14: 35.
SYNONIEM: Moenkhausia ternetzi.
NEDERLANDSE NAAM: rouwtetra; rouw-rio; zwarte tetra; zwartrokje.
MAXIMALE GROOTTE: 56 mm.
GESLACHTSONDERSCHEID: vrouwtje ietwat groter en vooral, langs gezien, beduidend breder in de buikstreek. Bij doorvallend licht zien we dat de buikholte van de vrouwtjes rond is, bij de mannetjes spits uitlopend. Staartvin van de man met duidelijk witte punten, deze ontbreken bij het vrouwtje.
HOUDBAARHEID: zeer gemakkelijke beginnersvis. Ze verlangen helder water, een randbeplanting, een ruim aquarium, een grote zwemruimte, een donkere bodem en dito wanden. Stellen prijs op regelmatige waterverversing. Niet gevoelig voor lagere temperaturen (tot 18 °C), ook niet voor hogere (tot 26 °C), maar de temperatuurschommelingen moeten geleidelijk gaan.
DIERENRIJK
Z h XVI 01
       
Milieu Aquarium kweek
Zuurtegraad pH   7 7
Totale hardheid °DH   10 - 12 10 - 12
Temperatuur °C   20 - 26 20 - 26
Geleidbaarheid µS      
VERSPREIDING: Zuid-Amerika: zeer groot verspreidingsgebied. Matto Grosso, stroomgebieden van Paraguay, Rio Beni, Rio Negro (in Bolivia), Rio Madaira, Rio Pilcomayo en het Rogoa (Guado) Meer.
[Kaart voorkomen
BIOTOOP: steeds lang de schaduwzijde van ondiepe wateren en overstromingsgebieden.
GEDRAG: vredelievend en zeer sterk. Kunnen met vele soorten karperzalmen tezamen gehouden worden. Scholenvis, tenminste 10 stuks. Worden tot 8 jaar oud.
VOEDSEL: geen problemen; is werkelijk een alleseter. Stelt wel prijs op afwisseling. Haalt zijn voedsel zowel van de oppervlakte als van de bodem. Verzot op voedsel waarop hij kan jagen (vrijzwemmend).
KWEEK: zeer eenvoudig. Kweekbak van 45x20x20 cm, gevuld met leidingwater (door ondervinding weet steller dat de hardheidsgraad van het water eigenlijk geen rol speelt; van 10 tot 32 °DH had hij dezelfde resultaten). Randbeplanting, donkere bodem.
Willekeurig paartje in de namiddag inbrengen, bij een temperatuur van 23 tot 25 °C. 's Anderendaags zullen ze afzetten. Daarna het paartje uitscheppen. 400 jongen is normaal. Na 24 uren komen de jongen uit. Ze hebben een grote dooierzak. Na 3 dagen voeden met infuus of micro-aaltjes, na één week Artemia. Ze groeien met een normale snelheid. Na 8 maanden kweekrijp.
BIJZONDERHEDEN: tegenwoordig zijn er ook sluiergevallen in de handel. Zij zijn niet mooier dan de originele vorm, integendeel, zo mooi de natuurlijke visjes zijn, zo wansmakelijk zijn deze kweekvormen.
Bewerkt door:
René Wouters, november 1984
Laatst bijgewerkt op: 09-07-2010
   naar Aquariumwereld Delen - Mailen - Bewaren
AANGEBODEN DOOR
AQUARIUMWERELD
UW MAANDBLAD VOOR AQUARIUM- EN TERRARIUMKUNDE