Marosatherina ladigesi
(Ahl, 1936)

[Foto Marosatherina ladigesi]
Foto: Luc Coppens

IDENTITEIT: orde: Atheriniformes; familie: Atherinidae.
EERSTBESCHRIJVING: in 1936 door E. Ahl als Telmatherina ladigesi in "Zool. Anz.", Liepzig 114 : 175.
SYNONIEM: Telmatherina ladigesi
NEDERLANDSE NAAM: Celebes-zeilvis.
MAXIMALE GROOTTE: 7 cm.
GESLACHTSONDERSCHEID: de vrouwtjes blijven iets kleiner dan de man. Bij kuitaanzet meer gevuld. De harde vinstralen in anale en dorsale vinnen zijn bij de vrouwtjes nooit verlengd, zoals bij de man. De vrouwtjes iets matter van kleur.
HOUDBAARHEID: scholenvis. Verlangen lange aquaria. Snelle en beweeglijke zwemmers. Komen het best tot hun recht in een grote school. Ze verlangen niet veel planten, wel een grote zwemruimte. Eenmaal gewend aan het aquarium zijn ze niet bijzonder gevoelig. Zonnige standplaats, kristalhelder en zuurstofrijk water. Warmtebehoeftig.
DIERENRIJK
Z g XXIV 13
       
Milieu Aquarium kweek
Zuurtegraad pH 7 7 7
Totale hardheid °DH 10 - 15 10 - 15 10
Temperatuur °C 25 - 28 26 28
Geleidbaarheid µS      
VERSPREIDING: Celebes.
[Kaart voorkomen
BIOTOOP: volgens Sterba achterland van Makasar, zoetwatermeren van het hoogland. Kristalhelder water. Sommige auteurs vermelden dat M. ladigesi over het hele eiland zou voorkomen.
GEDRAG: vredelievend. De mannen kunnen geweldig tegen mekaar pronken, de harde vinstralen van de rug- en aarsvin staan dan loodrecht op het lichaam. Ze zullen mekaar nooit kwetsen of bijten. Het zijn vissen van het "open water". Ze schuilen bijna nooit en houden zich steeds aan de voorruit op.
VOEDSEL: alleseter. Hebben liefst drijvend, zwemmend of neerdwarrelend voedsel. Ze nemen node voedsel dat op de bodem ligt.
KWEEK: gemakkelijk. Kweekbak 80x40x40 cm, gevuld met water uit de kraan. Rijnzand op de bodem. Riccia fluitans (watervorkje) op het wateroppervlak. De vissen zijn op 8-9 maanden geslachtsrijp, dus niet vroeger op kweek zetten. De vrouwtjes geven het paaisein; ze vallen de mannetjes lastig in de school. Zulk vrouwtje en een mooie willekeurige man gaan in de kweekbak. Na wat verkenning begint het paaien onmiddellijk. Ze drukken zich in de Riccia en zetten telkens één ei af. Deze hangen met fijne draadjes aan de planten. De afzetperiode duurt 5 tot 6 weken, de incubatieperiode, bij een temperatuur van 27 °C, bedraagt 7 tot 12 dagen. Na enkele dagen halen we de Riccia weg en vervangen deze door verse.
De eitjes laten uitkomen in een klein bakje, dat gevuld is met hetzelfde water als in de kweekbak. De jongen hebben maar een kleine dooierzak en moeten onmiddellijk voedsel hebben. Ook de jongen zijn alleseters. Na enkele dagen infuus en microaaltjes kunnen ze al Artemia-naupliën aan. De groei is middelmatig te noemen. Na 6 maanden zijn ze ongeveer 5 cm groot.
BIJZONDERHEDEN: we wensen er nogmaals op te drukken dat ze zeer moeilijk een transport verdragen.
Bewerkt door
René Wouters, juni 1982
Laatst bijgewerkt op: 06-07-2017
   naar Aquariumwereld Delen - Mailen - Bewaren
AANGEBODEN DOOR
AQUARIUMWERELD
UW MAANDBLAD VOOR AQUARIUM- EN TERRARIUMKUNDE