Moenkhausia pittieri
Eigenmann, 1920

[Foto Moenkhausia pittieri]
Foto: Aimé Bijnens

IDENTITEIT: orde: Cypriniformes; familie: Characidae.
EERSTBESCHRIJVING: in 1920 door C. H. Eigenmann als Moenkhausia pittieri in "Indiana Univ. Studies",10 pl. 3.
SYNONIEM:
NEDERLANDSE NAAM: briljantzalm; diamantzalm.
MAXIMALE GROOTTE: 6 cm, vrouwtje iets kleiner.
GESLACHTSONDERSCHEID: vrouwtje iets kleiner; zij mist de diep mauve kleur, heeft geen verlengde rugvin en is rond van vorm, vooral bij kuitaanzet.
HOUDBAARHEID: geen grote problemen; houden van gezelschap; grote aquaria; water moet kristalhelder zijn; anders geen bijzondere eisen aan het water; veel waterverversing; randbeplanting.
DIERENRIJK
Z h XVI 01
       
Milieu Aquarium kweek
Zuurtegraad pH   6,5 - 7 6,5
Totale hardheid °DH   8 - 12 8
Temperatuur °C   22 - 24 26
Geleidbaarheid µS      
VERSPREIDING: Venezuela; omgeving Valenciameer; Rio Tiquirito; Rio Bue.
[Kaart voorkomen
BIOTOOP: vissen van het "open water" houden zich toch op bij de oevers; het water is er kristalhelder; geen gegevens over de watersamenstelling.
GEDRAG: uitgesproken scholenvis; op gezelschap gesteld; tijdens de paring of balts kan de man bijterig zijn; behendige zwemmers; zeer moeilijk te scheppen in het aquarium, draaien zich om in het schepnet. In de school is er steeds én "hoofdman", meestal het grootste en mooiste mannetje; er kan kuitverharding optreden bij de vrouwtjes; na ongeveer 5 jaar takelen ze snel af en verliezen ze hun schitterende schubben.
VOEDSEL: met alle voer tevreden; liefst zoveel mogelijk levend en afwisselend; verzot op watervlooien; voor een karperzalm is het een grote eter.
KWEEK: kweekbak niet kleiner dan 40x25x25 cm; donkere bodem; vers water goed beluchten; fijne randbeplanting (Myriophyllum); koppel samen inbrengen, b.v. in de namiddag; zeer vroeg de volgende dag zal het afzetten beginnen; de man fladdert rond het vrouwtje; zij duiken in het groen; er volgt een trillende beweging; de eitjes worden uitgestoten en onmiddellijk bevrucht; eieren vrij groot en gelig; er worden een 200-tal eitjes afgezet; ouders onmiddellijk uitscheppen; bakje afschermen tegen licht; na twee dagen komen de jongen uit, nu kan men hen zien! Na vijf dagen ziet men geen jongen meer, dan flink voederen met infuus; van de 10de dag af kan men Artemia-naupliën voeren; daarna gaat alles van een leien dakje; in dit stadium zijn het enorme eters en razendsnelle groeiers.
BIJZONDERHEDEN:
Bewerkt door:
René Wouters, februari 1982
Laatst bijgewerkt op: 09-07-2010
   naar Aquariumwereld Delen - Mailen - Bewaren
AANGEBODEN DOOR
AQUARIUMWERELD
UW MAANDBLAD VOOR AQUARIUM- EN TERRARIUMKUNDE