Foto: Arend van den Nieuwenhuizen
IDENTITEIT: orde: Perciformes; familie: Cichlidae. | |||||||||||||||||||||||||||||
EERSTBESCHRIJVING: ln 1909, door Steindachner, als Julidochromis ocellatus, in Sitz. Math. Naturwissen. KI. Ak. Wiss. Wien, Nr. XXlV:398 | |||||||||||||||||||||||||||||
SYNONIEM: Julidochromis ocellatus Steindachner, 1909; Lamprologus lestradei Poll, 1943; Neolamprologus ocellatus Colomb & Allgayer, 1985; Lamprologus ocellatus Poll, 1986 (non Poll, 1952) | |||||||||||||||||||||||||||||
NEDERLANDSE NAAM: | |||||||||||||||||||||||||||||
MAXIMALE GROOTTE: Man 60 mm, vrouw 40 mm | |||||||||||||||||||||||||||||
GESLACHTSONDERSCHEID: Uiterlijk geen. ln een gevestigde "harem" kan men de geslachten aan hun gedrag onderscheiden. | |||||||||||||||||||||||||||||
2 schelpen per dier | HOUDBAARHEID: Praktisch de enige eis, aan het aquarium gesteld, is een minimaal 5 cm dikke bodemlaag (uit mul zand) om er hun schelp in in te graven. Bij gebrek aan Neothauma-schelpen gebruikt men die van Ampularia of Helix pomatia (wijngaardslak). In grotere aquaria kunnen meerdere "harems" in vrede samen leven. Ze kunnen in een groot gezelschapsaquarium, samen met Julidochromis- of Cyprichromis-soorten, maar nooit samen met gravers ! Het is nodig om dikwijls water te verversen. | ||||||||||||||||||||||||||||
|
| ||||||||||||||||||||||||||||
VERSPREIDING: Tanganjika Meer | |||||||||||||||||||||||||||||
BIOTOOP: Tanganjika Meer, boven de zachte of zandige bodem op een diepte van 5 tot 30 m. Op deze plaatsen vindt men ook talrijke Neothauma- schelpen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Agressief Planten kan |
GEDRAG: De mannetjes zijn zeer agressief t.o.v. elkaar en niet zelden wordt een ondergeschikt dier gedood, de vrouwtjes echter alleen wanneer ze jongen hebben. Het territorium beslaat zo'n 10 cm meer dan de door de vrouwtjes (en hun schelpen) ingenomen ruimte. Ze laten de planten met vrede, zodat eventueel Vallisneria- of Sagittaria-soorten kunnen gebruikt worden (al komen deze in het biotoop niet voor). | ||||||||||||||||||||||||||||
Dierlijk | VOEDSEL: Uitsluitend afwisselend dierlijk voedsel, omwille van het zeer korte darmkanaal. Ze nemen Daphnia, Artemia, muggelarven, stukjes garnaal, mossel, vis en droogvoer. | ||||||||||||||||||||||||||||
Schelpen in alle maten | KWEEK: Het vrouwtje legt in haar schelp ca. 20 eitjes. Na 14 dagen verlaten de jongen de schelp en nemen Artemia-naupliën. Bij een lengte van 15 mm verdedigen ze hun eigen schelpje. | ||||||||||||||||||||||||||||
Homoniem Magnesiumzouten |
BIJZONDERHEDEN: Het is niet voor 100 % bewezen dat het in de natuur uitsluitend schelpbewoners zijn. Indien de hardheid te laag is, dient deze liefst opgedreven met magnesiumcarbonaat. Max Poll gaf in 1952 per vergissing de naam L. ocellatus aan de latere L. kungweensis Poll, 1956. |