Foto: Arend van den Nieuwenhuizen
IDENTITEIT: orde: Cypriniformes; familie: Characidae. | |||||||||||||||||||||||||||||
EERSTBESCHRIJVING: In 1870 door Cope, als Aphyocharax filigerus in Proc. Am. Philos. Soc. 11:564 | |||||||||||||||||||||||||||||
SYNONIEM: Prionobrama madeirae | |||||||||||||||||||||||||||||
NEDERLANDSE NAAM: Glaskarperzalmpje | |||||||||||||||||||||||||||||
MAXIMALE GROOTTE: Worden tot 6 cm | |||||||||||||||||||||||||||||
Niet te verwarren met Aphyocharax anisitsi |
GESLACHTSONDERSCHEID: Het vrouwtje heeft een meer gevulde buikpartij. Volgens de literatuur is er een zwarte lijn in de aarsvin van het mannetje, welke ontbreekt bij het vrouwtje. Dit is minder duidelijk waar te nemen. | ||||||||||||||||||||||||||||
Stelt weinig eisen | HOUDBAARHEID: Stelt geen te grote problemen. De literatuur zorgt voor verwarring hieromtrent. S. Frank schrijft dat het water niet te zacht en liefst iets basis moet reageren. Eigen ervaring leert dat de dieren best te houden zijn op zuiver regenwater, dat zachtzuur reageert. | ||||||||||||||||||||||||||||
|
| ||||||||||||||||||||||||||||
VERSPREIDING: Zuid-Amerika: Rio Madeira in Midden-Brazilië | |||||||||||||||||||||||||||||
BIOTOOP: Wordt aangetroffen in een nevenrivier van de Amazonestroom: Rio Madeira in Midden-Brazilië. Geen biotoopgegevens voorhanden in de literatuur. | |||||||||||||||||||||||||||||
Sluitende dekruiten !! | GEDRAG: Het is een uitgesproken scholenvis. Een groepje van 20 visjes is bijna nodig om ze te laten opvallen. Ze zwemmen voortdurend kort bij het wateroppervlak. Schuilplaatsen zijn welkom, doch ze zullen zich ook in open water vertonen. | ||||||||||||||||||||||||||||
VOEDSEL: Houden van alle levend voer. Nemen echter ook droogvoer. Het zijn geen te grote eters. | |||||||||||||||||||||||||||||
Niet moeilijk te kweken | KWEEK: Nietegenstaande het geen frequent voorkomende vissoort is, blijkt de kweek eenvoudiger dan werd verwacht. De voortplanting is best te vergelijken met deze van de Aphyocharax anisitsi. Een bakje van een 50-tal cm kan best volstaan om een kweekpoging te wagen. Het dient verduisterd te worden. Drijfplanten met "luchtwortels" kunnen uitstekende diensten bewijzen als aflegsubstraat. Legsels van 2 à 300 eieren zijn geen zeldzaamheid. De eitjes kippen na ongeveer 14 à 16 uur bij een temperatuur van 27°C. Als kleine glasschilfers hangen ze dan aan de planten en ruiten. Pas na een drietal dagen zullen ze vrijzwemmen en dienen we met het voederen van bv. Artemia-naupliën te beginnen. | ||||||||||||||||||||||||||||
BIJZONDERHEDEN: De vorm uit Paraguay en Uruguay, beschreven als Prionobrama paraguayensis (Eigenmann, 1914), is waarschijnlijk identiek met P. filigera. (NvdR: volgens William Eschmeyer zijn dit wel degelijk twee aparte soorten) |