(Regan, 1913)
Foto: L. Coppens
Foto: L. Coppens
| IDENTITEIT: orde: Cypriniformes; familie: Cyprinidae. | |||||||||||||||||||||||||||||
| EERSTBESCHRIJVING: ln 1913, door C.T. Regan, als Rasborichthys altior, in Ann. Mag. Nat. Hist. (8) 11 : 394. | |||||||||||||||||||||||||||||
| SYNONIEM: Rasborinus lineatus; Rasborichthys altior | |||||||||||||||||||||||||||||
| NEDERLANDSE NAAM: | |||||||||||||||||||||||||||||
| MAXIMALE GROOTTE: Bij goede verzorging, in grote aquaria, kunnen ze uitgroeien tot een 12-tal cm; in normale aquaria blijven ze beneden de 10 cm. | |||||||||||||||||||||||||||||
| GESLACHTSONDERSCHEID: De vrouwtjes zijn groter en vertonen duidelijk een doorgebogen buikprofiel, terwijl de mannetjes slanker zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||
| Robuuste scholenvis | HOUDBAARHEID: Robuuste aquariumbewoner, welke niet als enkeling mag gehouden worden, maar welke men zijn natuurlijke drang moet laten uitleven in een schooltje van minimum 4 exemplaren. Groot aquarium, normale beplanting, fikse zwemruimte. Hoge rand- en achterwandbeplanting : guirlandevormende planten welke men gedeeltelijk laat doorgroeien aan de oppervlakte om een gedempte belichting te bekomen. | ||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||
| VERSPREIDING: Zuidoost-Azië: omgeving van Singapore | |||||||||||||||||||||||||||||
 |
 | ||||||||||||||||||||||||||||
| Snelstromend water | BIOTOOP: Snelstromende, heldere wateren in de omgeving van Singapore, Z-O Azie. Beperkt vindgebied. Import is zeer wisselvallig. | ||||||||||||||||||||||||||||
| Vredelievend | GEDRAG: Gezelschap van grote kalme streekgenoten, zoals Barbus schwanefeldi. Kleinere vissen passen minder, om redenen van harmonie, hoewel ze niets te vrezen hebben. Actieve zwemmers; houden zich vooral op in de middelste waterlagen. Rustig en vredelievend. | ||||||||||||||||||||||||||||
| Alleseter | VOEDSEL: Alle levend voedsel, voornamelijk beweeglijke voedseldieren, zoals allerhande larven van aquatiele insekten, witte muggelarven, kreettachtigen e.a. Ook plantaardige kost, als algen, spinazie, sla, enz., dient gegeven te worden. Droogvoer wordt genomen, maar mag niet het hoofdbestanddeel uitmaken. | ||||||||||||||||||||||||||||
| KWEEK: Over het voortplantingsgedrag is niets met zekerheid bekend. Daartoe wordt de vis te weinig ingevoerd en kriigt hij, mede door zijn schaars kleurenpalet, te weinig belangstelling. | |||||||||||||||||||||||||||||
| BIJZONDERHEDEN: |
