Lacerta agilis
Linnaeus, 1758

Lacerta agilis
Foto: A. van den Nieuwenhuizen

IDENTITEIT: orde: Squamata; familie: Lacertidae.
EERSTBESCHRIJVING: Door Linnaeus in 1758
SYNONIEM:
NEDERLANDSE NAAM: Zandhagedis
MAXIMALE GROOTTE: Mannetje 20 cm, vrouwtje meestal kleiner. Pasgeboren jongen ca. 6 cm.
GESLACHTSONDERSCHEID: Naast het kleine lengteverschil, is het mannetje (in de paartijd) groener. Hij heeft ook een plompere kop en een verdikte staartwortel. Het vrouwtje is meer bruingrijs met oogvlekken.
HOUDBAARHEID: De zandhagedis moet geregeld aan het zonlicht kunnen blootgesteld worden (buitenterrarium). Een U.V.-lamp kan evenwel ook helpen. In het terrarium moet met de territoriumvorming rekening worden gehouden. Dit houdt in; een beperkte bezetting van (mannelijke) dieren en een ruim aantal schuilmogelijkheden. Overwinteren in een weinig vochtig gehouden mengsel van turfmolm, mos en bosgrond. In principe duurt de overwintering van oktober tot maart, wanneer de temperatuur onder de 10° is gedaald.
DIERENRIJK
Z j 13
       
Milieu
dag / nacht
Terrarium
dag / nacht
Kweek
Temperatuur °C 18 - 28 / 16 - 18
Relatieve vochtigheid %
Licht zonlicht kunstlicht
VERSPREIDING: Europa en Azië. Vrij algemeen, ontbreekt in Spanje en Italië
Kaart voorkomen
BIOTOOP: Verkiezen droge en zonnige plaatsen. ln duinen en heidevelden, langs bermen, dijken, rotsachtige hellingen en bosranden. Ook open plekken in bossen e.d., met dan in de onmiddellijke nabijheid ruwer terrein of struikgewas (schuilmogelijkheden).
GEDRAG: Actief bij een hoge temperatuur en een goede belichting (warm zonnig weer). Leven buiten de paartijd solitair, mannetjes blijven ook onverdraagzaam in de paringsperiode, klimmen weinig en zijn minder vlug dan hun soortgenoten, L. agilis wordt tamelijk tam en kan na enige tijd uit de hand gevoerd worden. Sterk dier met een groot weerstandsvermogen tegen ziekten. Ze vervellen zes tot zeven maal per seizoen.
VOEDSEL: Larven, insekten en wormen. Ook kleine stukjes vlees, zoals hart en lever, worden aangenomen. Dood voedsel, evenals traag bewegende dieren (wandelende takken e.a.), worden slecht waargenomen.
KWEEK: Het mannetje is na twee jaar, het vrouwtje na drie jaar geslachtsrijp. In de paringsperiode maakt het mannetje met pootgetrappel en staartzwaaien zijn eega het hoi. Door de copulatie kunnen paringslittekens (tandafdrukken), ontstaan die tot twee maanden darna door het vrouwtje meegedragen worden. Zes tot dertien eitjes worden in een ondiep kuiltje gelegd. De incubatieperiode bedraagt, afhankelijk van de temperatuur, zeven tot twaalf weken. De jongen kunnen worden gevoed met kleine insekten, muggen, larven, bladluizen e.d.
BIJZONDERHEDEN: L. agilis behoort tot de bedreigde diersoorten en is door wetgevende maatregelen beschermd, waardoor ze niet (meer) mogen gehouden worden. Het patroon van stippen op de rug en de staart is individueel gebonden en permanent blijvend. Melanotische vormen zijn meer dan eens in de natuur waargenomen.
Bewerkt door:
H. Vits, november 1989
Laatst bijgewerkt op: 13-08-2014
   naar Aquariumwereld Delen - Mailen - Bewaren
AANGEBODEN DOOR
AQUARIUMWERELD
UW MAANDBLAD VOOR AQUARIUM- EN TERRARIUMKUNDE