Lissotriton vulgaris
(Linnaeus, 1758)

Lissotriton vulgaris
Foto: F. Vleminckx

IDENTITEIT: orde: Caudata; familie: Salamandridae.
EERSTBESCHRIJVING: In 1758, door Linnaeus, als Lacerta vulgaris, in "Systema Naturae Edw." I: 206
SYNONIEM: Molge vulgaris, Triturus vulgaris
NEDERLANDSE NAAM: Kleine watersalamander
MAXIMALE GROOTTE: Mannetje: 10,5 cm, vrouwtje: 10 cm
GESLACHTSONDERSCHEID: Het mannetje heeft in de paartijd een ononderbroken kam van de nek tot aan de staartpunt. Het vrouwtje is iets kleiner.
HOUDBAARHEID: In een oeverterrarium met een gelijkmatige temperatuur. Schuilmogelijkheden en een goede beplanting voorzien. Regelmatig uitwerpselen en voedselresten verwijderen. Water geregeld verversen. De voor de kweek bestemde exemplaren dienen hun winterslaap (rond de 5°C) te volbrengen. Nog dankbaarder in het buitenterrarium.
DIERENRIJK
Z i II 05
       
Milieu
dag / nacht
Terrarium
dag / nacht
Kweek
Temperatuur °C 24 / 12 24 / 12
Relatieve vochtigheid % 60 / 95 60 / 95
Licht Kunstlicht
VERSPREIDING: Niet in het noorden, Zuidwest-Frankrijk en op het lberisch Schiereiland.
Kaart voorkomen
BIOTOOP: Verblijft in de lente in stilstaande eutrofe (zuurstofarme en voedselrijke) zonbeschenen wateren, bijzonder in het vlakke laagland. Ook in bebouwde of aangeplante gebieden, openbare domeinen, parken, tuinen e.d.. Komt in ons land zeer algemeen voor met uitzondering van de Ardennen.
GEDRAG: Zeer snel en elegant dier, met een sterk ontwikkeld regeneratievermogen. Verlaten vrij vlug, na het afzetten der eieren, het water. Vanaf dan alleen 's nachts actief.
VOEDSEL: Carnivoor. Moet maar één tot tweemaal per week gevoerd worden. Voedsel bestaat uit allerlei insekten en hun larven; waterpissebedden, spinnen, naaktslakken, kleine regenwormen en Tubifex.
KWEEK: Enkel doorwinterde exemplaren komen voor de kweek in aanmerking. Het liefdesspel. het z.g. "baltsdansen", is zeer fascinerend. Na de drie (door Hollyday beschreven) pronkhoudingen, leidt het mannetje het vrouwtje over zijn zaadpakketje heen. Het liefst wordt penningkruid of niet kroezelig fonteinkruid als afzetplaats gekozen. Na het afzetten de plant met eieren overbrengen in een kweekbakje. Het opkweken levert verder geen moeilijkheden op. De larven zijn carnivoor en worden in het begin met Artemia en micro-aaltjes gevoerd.
BIJZONDERHEDEN: Deze soort telt een belangrijk aantal ondersoorten. Bedreigde inheemse diersoort, die door de wet wordt beschermd. Door de aanleg van tuinvijvers met een zacht glooiende oever en - zeer belangrijk- zonder vis, in gebieden waar nog amfibieën voorkomen, kan o.a. voortplantingsmogelijkheid gegeven worden, terwijl men toch waarnemingen kan doen zonder de wet te overtreden. Het betekent dan integendeel daadwerkelijke natuurbescherming.
Bewerkt door:
H. Vits, februari 1989
Laatst bijgewerkt op: 07-02-2015
   naar Aquariumwereld Delen - Mailen - Bewaren
AANGEBODEN DOOR
AQUARIUMWERELD
UW MAANDBLAD VOOR AQUARIUM- EN TERRARIUMKUNDE