Fundulopanchax scheeli
(Radda,1970)

Fundulopanchax scheeli
Foto: L. Coppens

IDENTITEIT: orde: Atheriniformes; familie: Cyprinodontidae.
EERSTBESCHRIJVING: ln 1970, door A.C. Radda, als Aphyosemion scheeli, in "Aquaria" 4 : 177
SYNONIEM: Aphyosemion scheeli (akamkpaense)
NEDERLANDSE NAAM:
MAXIMALE GROOTTE: Mannetjes 6 cm, vrouwtjes 5 cm
GESLACHTSONDERSCHEID: De vrouwtjes zijn niet alleen iets kleiner, ze hebben een bruine lichaamskleur met enkele spaarzame rode vlekjes op de flanken. De mannetjes zijn gekleurd zoals op de foto.
HOUDBAARHEID: Kunnen in het gezelschapsaquarium gehouden worden, maar dan hebben we weinig genoegen aan aphyosemions. Een klein aquarium volstaat. Geen andere soorten, om reden van het moeilijke onderscheid der vrouwtjes.
De versiering van de bak bestaat uit kienhout en turfvezel, met turfmolm op de bodem. Planten welke zacht water verdragen.
DIERENRIJK
Z h XXIV 09
       
Milieu Aquarium Kweek
Zuurtegraad pH 6,8 6 - 7 6 - 7
Totale hardheid °DH 1 <10 <10
Temperatuur °C 22 - 24 20 - 23 23 - 25
Geleidbaarheid µS
VERSPREIDING: Afrika: Zuidoostelijk Nigeria.
Kaart voorkomen
BIOTOOP: Ondiepe poelen en kleine watenjes aan de rand van de savanne in zuidoostelijk Nigeria. Geen seizoenvis in de strikte betekenis dat ze slechts één jaar zouden leven; hun plassen verdwijnen niet noodzakelijk.
GEDRAG: Niet agressief. Mannetjes ruzieën wel onder elkaar, maar vechten niet tot de dood. Behoorlijk taai; wel gevoelig voor peperstip. Temperatuur niet constant houden: dit bevordert sterk de levensduur en de vitaliteit.
VOEDSEL: Eten alle soorten levend voer, met een voorkeur voor muggelarven en fruitvliegen.
KWEEK: Ouderdieren goed voeren met muggelarven en fruitvliegen. Geen bodemleggers. Zetten de eieren af in een drijvend substraat. Droogteperiode niet strikt noodzakelijk; ook als de eitjes in het aquarium blijven zullen we jongen aantreffen, maar dan bekomen we een ongelijktijdige opgroei. Eitjes dus verzamelen en handvochtig bewaren gedurende 2 à 3 weken. Vrij produktief. Bij het vrijzwemmen Artemia-naupliën en microaaltjes toedienen. Trage groeiers. Niet samen met veelvraten opkweken.
BIJZONDERHEDEN: Het biotoop benadert sterk dit van F. gardneri, waarmee ze trouwens duidelijke overeenkomsten vertonen. Ze verschillen echter in het aantal rugvinstralen.
Bewerkt door:
Luc Coppens, januari 1989
Laatst bijgewerkt op: 04-02-2015
   naar Aquariumwereld Delen - Mailen - Bewaren
AANGEBODEN DOOR
AQUARIUMWERELD
UW MAANDBLAD VOOR AQUARIUM- EN TERRARIUMKUNDE